De Parkietenkoning

verteld in groep 4

 

Een interview met Manon, groepsleerkracht groep 3.

 

Hoe kijk je terug op het Verhalenhuis?

De eerste keer dacht ik ‘wat een moeilijke sprookjes en woorden’. Dat kunnen ze niet. Maar ze hingen aan zijn lippen en dat ze er zo bij bleven vond ik erg knap. Bij het navertellen bleken de kinderen er de verhaallijn toch uit te pikken, steeds meer tot in de details.

 

Hoe kijk je terug op de ontwikkeling van de groep?

De kinderen zijn van luisteren naar vertellen gegaan. Er is weinig actieve en passieve woordenschat bij hen. Begrip is moeilijk voor ze. Een verhaal vertellen vonden ze moeilijk en ze zijn daarin vooruit gegaan. En vooral, ze genoten ervan! Dat heeft gestimuleerd.

Er waren ook een aantal kinderen die er uiterlijk gezien met hun aandacht helemaal niet bij leken te zijn, ze waren op anderen betrokken of in hun eigen wereld, later bleek uit het nagesprek dat ze het verhaal toch hadden opgepikt.

Wat ook opvallend is, maar ik weet niet zeker of het daarmee te maken heeft, is dat ze ook erg goed met lezen gaan. Er is meer begrip, dan gaat lezen sneller.

En wat nog zo goed was, is dat in een verhaal iets met verschillende woorden uitgelegd wordt, waardoor de kinderen dan wel minstens één ding er uitpikken. Bijvoorbeeld ‘in de diepste, donkerste kerker onder de grond’

 

Neem je zelf dingen geïnspireerd door het Verhalenhuis mee in je lespraktijk?

Ik gebruik nu meer verhaal om dingen uit te leggen. Bij elke kern als er nieuwe woorden geleerd worden vertel ik nu meer en lees ik minder voor, dat leidt toch tot beter begrip. Ik was al wel enthousiast voor verhalen maar zo een verteller inspireert dan. Wat dat precies is, is moeilijk te zeggen. Het is meer het gevoel van ‘waw, heerlijk’, dat pik je op. Dat wil je dan ook waardoor je het meer gaat doen. Ook wel dingen die je de verteller ziet doen als spelen met harder en zachter spreken, dat als het spannend word er meer gebeurt.

Het zou meer ingezet moeten worden. Er is eigenlijk niet veel voor nodig behalve een beetje lef. Als je het niet meer weet vraag je kinderen of ze het verhaal kunnen afmaken. Hierin nog wat sterker leren staan zou ik wel willen leren’.

 

Wat vond je van het tekenen daarna, gaf het tekenen nog een meerwaarde?

Ondanks de geslotenheid in de opdracht (iedereen tekent volgens instructie hetzelfde thema uit het verhaal) was er toch veel openheid in dat er van alles mocht ontstaan. Ik zou denk ik steeds meer toegaan naar het open laten. Je zegt ‘kinderen dit zijn de kleuren en wat past er’? Dat ze steeds meer hun eigen gevoel er in mogen leggen. Misschien ook goed om meer de moeilijke woorden te tekenen zoals vijzel. Hierdoor komen we op het gesprek van het doel van het tekenen dat het meer gaat om een sfeer te pakken op papier dan heel letterlijk een ding. Naar aanleiding daarvan vertelde Manon dat ze nooit kinderen had horen zeggen ‘ik kan dit niet’. Wat je nog wel eens hoort bij tekenen.

 

Heb je nog tips of suggestie voor het Verhalenhuis?

Ja, misschien nog wat meer attributen of plaatjes meenemen van dingen die voorkomen in het verhaal. Bijvoorbeeld die vijzel.

 

Ik heb toestemming gekregen om ook deze mooie krijtjes te kopen, dan kan ik daarmee aan de slag. Elke week was waardevol! Ik ga de workshop die jullie geven nog doen en ga het zelf steeds meer doen. Het zou bijvoorbeeld mooi zijn als jullie elk jaar een periode komen, dan kan je daar weer aan opladen, als voeding.